WOORD VAN DE DEKEN: Bij het afscheid van een bisschop

Een bisschop. Directeur van het ‘Kerkbedrijf’? Voorzitter van het bisdom? Bestuurder? Ja, dat hoort er ook allemaal bij. Maar het bisschopsambt in onze kerk zou je meer kunnen vergelijken met het vaderschap in een gezin.

Frans Wiertz: vader van ons bidsom. Vader van de gelovigen, vader van de priesters, Zo heb ik Frans Wiertz mogen kennen: als vader.

Frans Wiertz heb ik leren kennen als deken van Heerlen. Ik was (jonge) pastoor van de Annaparochie, die grensde aan de parochie van deken Wiertz. Iedere week kwamen we samen met de priesters van het dekenaat. Om 8.00 uur samen bidden en dan een ontbijt bij de deken. Deken Wiertz zat aan het hoofd van de tafel. Hij sprak nooit veel, maar hij observeerde. ‘Gaat het mijn kinderen goed?’ Een paar keer per jaar kwam hij bij mij op bezoek. ‘Jong höbse veur mich ein segaar?’ Ja, die had ik. Maar een wilde havanna was te klein. ‘Höbse gein grotere?’ Nog altijd heb ik ze in mijn kast liggen. Enorme sigaren, die niemand vandaag de dag nog rookt.

En toen ging bisschop Gijsen weg. Frans Wiertz werd zijn opvolger. Ik heb samen met een collega-pastoor uit Heerlen de wijdingsmis van bisschop Wiertz mogen ‘regisseren’ als ceremoniarius. Indrukwekkend. Nichtje Loekie die een eerste-Communieliedje zong. Een andere stijl.

‘Rob, ik heb je nodig op het bisdom’ Ja, dat was me wat. Bisschop Gijsen leidde de pastorale afdelingen heel direct. Iedere dag liep hij langs de medewerkers en wist van iedereen waarmee ze bezig waren. Bisschop Wiertz had een andere stijl. En daarom vroeg hij mij om directeur te worden van de pastorale afdeling (Diocesaan Pastoraal Centrum, later Diocesane Pastorale Dienst). Directeur? Ik had geen ervaring op het gebied van leiding geven in bedrijven, dus deed ik het als ‘pastoor’. Vijf jaar lang werkte ik ’s morgens als pastoor van Herten en ‘s middags als directeur. Ik moet eerlijk zeggen: toen mgr. de Jong begin 1999 hulpbisschop werd en mijn taak overnam was ik blij. Weer gewoon pastoor worden… ‘Nee’ zei vadertje bisschop: jij wordt deken van Horst. Deken? In Horst? Ik moest bijna op de kaart gaan zoeken waar Horst lag. ‘Rob, dat is echt iets voor jou.’ En vadertje Wiertz had gelijk. Hij kende mij en wist blijkbaar heel goed dat Horst bij mij paste. En het was een schitterende tijd. Toegeven: ik moest enigszins wennen aan het ‘platteland’ en de daarbij behorende cultuur: mijn moeder (die bij mij was komen inwonen) had er totaal geen moeite mee. Als rasechte tuindersdochter voelde zij de Horster mentaliteit perfect aan: ruwe bolster, blanke pit. Een geweldige tijd heb ik daar gehad. Keihard gewerkt, maar dat deden ze allemaal daar. ‘Giët neet, betstiët neet’ ‘Geit neet, besjteit neet’.

En toen had vadertje bisschop een nieuwe verrassing voor mij in petto. Roermond. Roermond? Mijn ‘eigen Roermond’? Een wel heel bijzondere uitdaging. Theo Willemssen opvolgen, die mij als kapelaan nog had begeleid naar het seminarie. Ik? Ja Rob, jij. ‘OK. Als u het wilt, monseigneur, dan ga ik.’ Wat vader zegt…

Gelukkig in Roermond. Niet omdat alles zo perfect loopt, maar omdat je weet dat ‘je vader’ het wil. En bisschop Frans stuurt op subtiele wijze. Bij het debacle van de penningmeester: ‘Rob, vertrouw op de heilseconomie. Waar is je geloof?’ Bij kerksluitingen of moeilijke mistijdenwijzigingen… Vader Frans ‘bemoeide’ zich er niet mee, maar op subtiele wijze liet hij precies weten hoe hij er over dacht. ‘Robje, Robje…’

In Frans Wiertz verliezen we de vader van ons bisdom. Een vader is iemand die je uittilt bóven jezelf. De bisschop tilt in Gods naam ons boven onszelf uit. In geloof. Als je je vader verliest, word je (minstens half) wees. Zo voelen wij ons nu. Wezen.
Bisschop Frans, een groter compliment kunnen wij je niet geven.
Bedankt dat je onze bisschop, onze vader wilde zijn. Bid voor ons.
Robje.