Roodboek van Charles Dickens met als titel: A Tale of Two Cities

Vastenbrief mgr. Smeets

Broeders en zusters in Christus,

Halverwege de 19e eeuw schreef de Engelse auteur Charles Dickens het verhaal van twee steden. Dat verhaal begint met de prachtige zin: ‘It was the best of times. It was the worst of times’. Het was de beste en het was de slechtste van alle tijden. Nu is de situatie niet veel anders.

In het evangelie van de eerste zondag van de Veertigdagentijd horen we hoe Jezus door de Geest naar de woestijn wordt gebracht. Dat is de plek waar leven en dood met elkaar strijden. Wie in Israël komt, kan de kale steenachtige woestijn ervaren, waarin zon en wind hun kracht laten gelden. Het is de plek waar het leven zijn vanzelfsprekende aangenaamheid verliest, zich verbergt. Daar wordt ‘The best of times’ tot ‘the worst of times’.

Jezus gaat die woestijn in en maakt daar een moeilijke tijd door. Bij het laatste avondmaal zal hij zijn leerlingen laten weten hoe hij ernaar verlangd heeft
om het Paasmaal met hen te gebruiken. Maar hier in de woestijn krijgt hij na veertig dagen honger. Op het moment waarop hij zich zwak voelt, treft hij zijn tegenspeler. De duivel komt hem verzoeken. De evangelist Mattheüs, van wie wij in dit evangelie het verleidingenverhaal horen, beschrijft de drie verzoekingen, de drie bekoringen, die Jezus te verduren krijgt.

De duivel daagt hem uit om een steen in brood te veranderen. Ook brengt hij hem boven op de tempelpoort en zegt dat Jezus gerust van de poort kan springen.

God zal immers zijn engelen wel sturen om Jezus te beschermen, zodat hij zijn voet niet zal stoten aan een steen. Als hij gekruisigd wordt, horen we de Schriftgeleerden echter roepen: ‘Anderen heeft Hij gered, maar zichzelf redden kan Hij niet.’

Tot slot brengt de duivel Jezus op de plek, vanwaar hij hem het koningschap over alle koninkrijken van de wereld aanbiedt. Over dat koningschap zal Jezus later tegen Pilatus zeggen: “Ja, koning ben ik, maar niet van deze wereld.” Het lijkt erop dat de woestijn de beste der tijden tot de slechtste der tijden maakt. Honger, overmoed of letterlijk hoogmoed: vanaf een hoge berg neerkijkend op de wereld en haar mensen.

De verleidingen die Jezus ondergaat, zijn van een andere orde dan de eenvoudige verleidingen die wij meestal voorgeschoteld krijgen in deze vastentijd.
Deze verleidingen in de woestijn zijn voor Jezus een oefening voor het leven dat vóór hem ligt. Sterker nog, het is een oefening voor het sterven dat vóór hem ligt en waarvan gaandeweg de onontkoombaarheid zal blijken.

Waar het in het verhaal van de bekoringen om gaat, is het mysterie dat ook Jezus menselijke verleidingen heeft ondervonden. Hij werd verleid om zijn eigen God
te zijn, om de Schriften naar zijn hand te zetten en zijn eigen spoor te trekken.

Anders gezegd: Jezus kreeg de verleiding voorgelegd om de band met de Vader los te laten en zijn macht uitsluitend te gebruiken voor zijn eigen verlangens en behoeften. Het lijkt op onze tijd. Ook wij worden steeds uitgedaagd om voor de gemakkelijkste, de beste, tijd te kiezen. Maar als wij daarbij God vergeten en van hem losraken, kiezen we misschien wel net voor de slechtste tijd.

Jezus bezweek niet voor de verleidingen, maar koos de weg die de Vader voor hem had uitgezet. Ondanks al het lijden dat hem te wachten stond, was dat de beste keuze die hij kon maken. De komende weken gaan we op weg naar Pasen.
Ook al moeten wij door een woestijn heen: ‘It is the best of times’.

Roermond, februari 2023
+ Harrie Smeets,
bisschop van Roermond

Adventsboodschap 2022

Broeders en zusters in Christus,

Uit onderzoek is gebleken dat een mens ruim 600 dagen van zijn leven bezig is met wachten. In de rij bij de bakker en de slager, voor het rode verkeerslicht, in de wachtkamer van de dokter, wachten tot de telefoon wordt opgenomen, wachten op de bus, op de trein, op mensen die altijd te laat zijn.
We wachten bijna 15 duizend uur.

Wachten kan een eeuwigheid duren. Soms verlangen we zo naar iets of iemand dat elke seconde ons te lang duurt. Dat is het hoopvolle wachten op iets moois dat te gebeuren staat. Zoals een kind niet kan wachten tot het eindelijk pakjesavond is.

Maar er bestaat ook zoiets als uitzichtloos wachten. Zoals asielzoekers ervaren, die op de stoep van een aanmeldcentrum staan en geen idee hebben wanneer hun verzoek in behandeling wordt genomen. Of de vele slachtoffers van de toeslagenaffaire, die nog altijd wachten op compensatie voor geleden schade. Dan is wachten moeilijk.

Het tegenovergestelde van wachten, is altijd maar doorgaan. Nooit eens even afremmen, maar steeds doordenderen. De samenleving staat nooit stil, maar draait vierentwintig uur per dag door. Je hoort mensen tegenwoordig ook wel eens klagen dat ze “altijd aanstaan”. Ze bedoelen dan dat ze nooit een moment rust hebben, nooit eens de kans krijgen om tot bezinning te komen.

Wat goed dat er dan nog spoorwegbomen en verkeerslichten zijn, die ons af en toe dwingen om even stil te staan. En was het, naast alle leed die corona berokkend heeft, ook niet weldadig dat het leven tijdens de pandemie noodgedwongen wat langzamer ging? Dat we gedwongen werden om het wat rustiger aan te doen en wat meer stil te staan bij de dingen in het leven die echt belangrijk zijn?

In de Kerk kennen we ook een periode waarin wachten belangrijk is: de Advent.
We verwachten de komst van Christus. We weten dat we zijn geboorte met Kerstmis gaan vieren, maar toch is het niet meteen Kerstmis. Het is eerst vier weken Advent. Een tijd van geduldig wachten, verwachten en ons voorbereiden op wat komen gaat. Een tijd om tot bezinning en inkeer te komen.
Een tijd ook om alert te zijn. Waakzaam, zoals het evangelie van de eerste zondag van de Advent zegt. Jezus maakt daarin een opmerkelijke vergelijking. Hij verwijst naar de tijd van Noach, toen de mensen in de dagen vóór de zondvloed niet in de gaten hadden wat hen te wachten stond en doorgingen met eten en drinken, met huwen en ten huwelijk geven.

Een onheilspellende boodschap, waarvoor ook heel makkelijk voorbeelden uit onze tijd te bedenken zijn: zelfs toen ons land al getroffen werd door de coronapandemie hadden we nog niet in de gaten hoe groot het probleem eigenlijk was. Al jaren wordt er gewaarschuwd voor klimaatverandering en toch is het heel moeilijk om ons gedrag te veranderen. En wie had vorig jaar rond deze tijd kunnen denken dat er nu zo dichtbij huis een oorlog zou woeden? Letten we wel op? Zijn we wel waakzaam?

De Advent is een tijd om gas terug te nemen. Om niet vierentwintig uur per dag áán te staan, maar om onszelf ook eens even uit te zetten; de knop om te draaien en tijd te nemen om na te denken over wat echt belangrijk is, dingen die de moeite waard zijn om op te wachten. Dát zijn de lichtpuntjes in ons leven, waarvan het eerste kaarsje op de adventskrans een symbool is.
Als we daar eens even de tijd voor nemen, dan mogen we ontdekken dat Advent niet iets is van vier weken per jaar. Ook niet van 600 dagen of 15 duizend uur. Maar Advent – wachten op de ontmoeting met Christus – duurt een mensenleven lang.

Waar het nu om gaat, is dat wij die tijd goed besteden. Niet door voortdurend achter onszelf aan te rennen. Ook niet door ons op te sluiten in onze binnenkamer en te doen alsof de rest van de wereld niet bestaat. Nee, Advent vraagt van ons een vorm van actief wachten. Dat wil zeggen: ons voorbereiden op de komst van Christus, want we weten niet wanneer we Hem mogen ontmoeten.

Vast en zeker aan het einde van ons leven, wanneer dat ook zal zijn. Maar Advent en Kerstmis leren ons nog iets anders: God is mens geworden. Sinds dat eerste Kerstfeest in Bethlehem is Hij onder ons aanwezig. We kunnen Hem elke dag tegenkomen. Op straat, in de bus, in de wachtkamer van de dokter.
In elke medemens die we ontmoeten, kunnen we ook God ontmoeten. Hij komt naar ons toe op een moment waarop wij Hem niet verwachten. Dan mogen we niet aan Hem voorbij hollen. Daarom kunnen we ons maar voorbereiden en goed zijn voor elke mens die we tegenkomen of die aan onze deur klopt.
Het kan Onze-Lieve-Heer zelf zijn.

Advent betekent letterlijk ‘komst’. We wachten op God die naar ons toekomt en steeds opnieuw komt. Advent is daarom ook: blijven uitzien naar de Komende, naar God die mens wordt en onder ons aanwezig wil zijn.

Wie al die uren en dagen wachten en verwachten invult vanuit de hoop God te ontmoeten leeft niet uitzichtloos, maar wandelt in het licht van de Heer, zoals de profeet Jesaia het noemt. Dat is het licht dat in de Advent steeds feller gaat schijnen, tot God uiteindelijk stralend naar ons toekomt. Hij is de moeite van het wachten waard. Ik wens u een verwachtingsvolle Advent en een Zalig Kerstfeest.

Roermond, november 2022
+ Harrie Smeets, bisschop van Roermond

Pinksteren

Het feest waarop we vieren dat de heilige Geest over ons komt. En wat die heilige Geest voor ons doet, horen we dezer dagen in de liturgie wanneer Jezus zegt: ‘De heilige Geest die de Vader in mijn Naam zal zenden, zal u alles leren en u alles in herinnering brengen wat Ik u gezegd heb.

Dat is dus wat de heilige Geest doet: Hij herinnert ons aan de woorden en daden van Jezus. Hij is de Geest van Jezus, de Geest van God. Met hemelvaart is Jezus ten hemel opgevaren en de apostelen staan er alleen voor. Ze weten niet waar ze voor staan, ze weten niet wat Jezus van hen verlangt, dus zwijgen ze en ze doen niets. Misschien zijn ze zelfs bang dat ook zij het slachtoffer worden van vijandige schriftgeleerden en farizeeën. Maar dan daalt Jezus’ Geest, Gods Geest over hen neer, en die onzekere bangeriken worden ineens heel zekere verkondigers van Jezus’ Blijde Boodschap, de Boodschap van Gods grote daden. En wat zijn Gods grote daden? Dat is geen wraak, maar liefde. Geen veroordeling, maar barmhartigheid. Geen vergelding, maar vrede.

Dat wordt door Jezus heel sterk beklemtoond bij zijn eerste verschijning na zijn verrijzenis. Hij wenst zijn apostelen vrede toe, blaast zijn Geest over hen uit, en zegt: ‘Ontvang de heilige Geest. Als gij iemand zijn zonden vergeeft, dan zijn ze vergeven; als gij ze niet vergeeft, dan blijven ze behouden.’ Dat is dus Gods Geest: dat we altijd zoeken naar vrede, en dat kunnen we alleen als we iets en iemand kunnen vergeven. Als we dat niet kunnen, blijft de fout, blijft de onvrede bestaan.

En onvrede, nee, dat is niet Gods Geest. God is de Schepper van onze aarde, onze zon en miljarden sterren. Zo almachtig is onze God en Vader. En van zijn Geest krijgen we de kracht om te doen wat Hij gedaan heeft en wat Hij blijft doen, en dat is iets moois scheppen. Niet de prachtige aarde uitputten door onze bezitsdrang. Niet de samenleving vernietigen door onvrede, door eigen groot gelijk en door hebzucht, maar mee scheppen wat goed is, mee bewaren wat vol liefde is, mee streven naar wat vol vrede is.

Dat is Gods Geest. De apostel Paulus zegt: De vrucht van Gods Geest is liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, vertrouwen, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. Hij zegt ook heel uitdrukkelijk wat Gods Geest zeker niet is, en dat is vijandschap, ruzie, partijdigheid, jaloersheid en meer van die dingen.  Volg uw begeerten niet zomaar na, voegt hij er nog aan toe. Daag elkaar niet uit, en wees niet verwaand.

Liefde, vrede, vreugde, geduld en nog zoveel meer andere goede gevoelens en gedragingen: dat is wat Gods Geest over de wereld brengt. Die moeten we beleven, die moeten we behouden. Niet laten vallen en niet laten uitroeien, want dan is alles weg. En we zien wat er gebeurt wanneer Gods Geest uitgeroeid wordt: dan krijg je terrorisme, christenvervolgingen en absurde oorlog tussen de broedervolken Oekraïne en Rusland. Dan slaan miljoenen mensen op de vlucht en zijn er miljoenen verlaten kinderen in een onleefbaar leven. Dan zie je de waanzinnige rijkdom van enkelen en de hopeloze armoede van heel velen. Dan bouw je mee aan een wereld die heel ver afstaat van Gods fantastische aarde. Een wereld die meer en meer onleefbaar wordt.

“Maar zendt Gij Uw Geest, dan komt er weer leven, dan maakt Gij Uw Schepping weer nieuw.” De Geest waait waarheen Hij wil en het is aan ons om ons daarvoor open te stellen.

Om over na te denken…

Op Goede Vrijdag vraagt Pilatus aan Jezus: “Gij zijt dus toch Koning?” waarop Jezus antwoordt: “Ja, Koning ben Ik. Hiertoe ben ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen om getuigenis af te leggen van de waarheid. Alwie uit de waarheid is, luistert naar mijn stem.” Pilatus roept dan uit: “Wat is waarheid” en zonder op een antwoord te wachten loopt hij naar buiten, alsof hij bang is voor het antwoord. Pilatus lijkt op de moderne mens anno 2022 die immers ook niet wil weten van de waarheid aangezien het bestaan van een objectieve waarheid alle subjectieve, eigen verzonnen waarheidjes behoorlijk in de kou zet en onderuithaalt. In het licht van de waarheid hebben onze zelfverzonnen theorieën en “ik vind-waarheden” geen enkele waarde. Wie open staat voor een waarheid die van buiten op ons afkomt, zal kiezen voor heel andere, nieuwe en echte waarden.

Er is in ons binnenwerelds denken en spreken een groot verschil tussen een waarheid en een waarde. Een waarheid is niet altijd waardevol, een waarde is altijd waardevol. Een waarheid kun je niet altijd waarderen, een waarde wordt altijd gewaardeerd. Een waarheid kan hard zijn, een waarde is altijd warm. Een waarheid is iets van ons verstand, van ons hoofd alleen, een waarde is iets van het hart, iets van de hele mens. Met een waarheid ben je soms blij, met een waarde ben je altijd blij. Een waarheid kan ik bewijzen met mijn verstand, terwijl die waarheid toch buiten mij blijft staan, een waarde kan ik nooit bewijzen; ik kan alleen maar zeggen: het betekent voor mij zoveel.

Zo kunnen wij de ‘waarheden’ van ons geloof nooit bewijzen; wij kunnen wel zeggen: ons geloof betekent zoveel voor ons. Wij kunnen nooit bewijzen dat de Heer verrezen is; maar de waarde daarvan kun je wel vragen aan een stervende, die zich helemaal heeft vastgeklampt aan de waarde, dat het goede nooit verloren zal gaan. En eerlijk gezegd hebben we dan geen bewijs nodig. Waarheden laten ons meestal koud omdat ze abstract en onpersoonlijk, irrelevant kunnen zijn, we kunnen eraan twijfelen. Maar waarden vullen ons leven, wij kunnen zelfs niet leven zonder waarden.

Wie ons kerkelijke leven alleen maar ziet als een leer, met een aantal waarheden, vervalt zo makkelijk in liefdeloze disputen. Dan worden mensen veroordeeld, verketterd, buitengesloten. Maar wie ons Rooms Katholieke geloof ziet als een waarde voor het leven, zal niet keihard disputeren, maar zal liefdevol overtuigen door te getuigen van die onmisbare waarden.
Elkaar verketteren in naam der waarheid heeft geen waarde, het is waardeloos.  Maar als wij de waarheid van ons geloof, de waarheid waar Jezus van getuigt en waarvoor Hij Zijn leven heeft gegeven, laten binnenkomen in ons hart, dan worden de waarheden tot waarden, waarvan wij de blije getuigen worden en waardoor we vrijelijk kunnen, mogen en durven spreken van Jezus’ Verrijzenis, Zijn overwinning op de dood. En dan beleven we innerlijk en in contact met elkaar werkelijk een Zalig Pasen! Zó waardevol…

Boodschap voor Aswoensdag 2022

Broeders en zusters in Christus,

We hebben ze net achter de rug: de Olympische Winterspelen, waarbij de winnaars op de bovenste tree met het goud in hun handen zich de besten mogen noemen. Winnaar, triomfator, beter en sterker willen zijn, is een menselijke trek van alle tijden.

Het verhaal gaat dat wanneer in de oudheid de winnaar van een veldslag een triomftocht door Rome hield en met groot gejuich werd binnengehaald, op de zegenwagen een slaaf achter de veldheer stond en hem regelmatig in het oor fluisterde: “Bedenk dat je maar een mens bent!,” om te voorkomen dat de triomfator zich verheven zou voelen.

‘Gedenk mens, van stof ben je gemaakt en tot stof zul je terugkeren.’ Er komt een dag, voor iedere overwinnaar, voor ieder die op de bovenste trede van het erepodium of van het leven heeft gestaan, dat hij of zij verzwakt raakt en aan het einde van het bestaan is gekomen. Deze vergelijkbare woorden, die de slaaf in het oor van de triomfator fluisterde, horen we op Aswoensdag opnieuw. Ieder van ons persoonlijk: ‘Gedenk mens van stof ben je gemaakt en tot stof zul terugkeren.’ Memento mori: Gedenk dat je sterfelijk bent.

Op Aswoensdag worden we er dus aan herinnerd dat we maar een beperkte tijd op aarde hebben. Enerzijds kan dat besef ons triest en moedeloos maken. Anderzijds kan het ons ook aanmoedigen om de kostbare tijd die we hebben, zo goed mogelijk in te vullen. Zowel in relatie tot onszelf als tot de ander en tot God.

Onze kwetsbaarheid is groter dan onze kracht. We hebben dat de laatste jaren ervaren. Wie had twee jaar geleden met carnaval kunnen vermoeden dat wij mensen twee weken later door een piepklein virusje in onze zo goed georganiseerde maatschappij onze eigen kwetsbaarheid zouden ontdekken als zelden tevoren? ‘Gedenk mens van stof ben je gemaakt en tot stof zul je terugkeren.’

Misschien dat de gebeurtenissen in deze laatste twee jaren mensen angstig stemmen. Dat zij ons ‘als de dood’ voor de dood maken. Wees voorzichtig, want het leven kan zo gedaan zijn. En dat is zo. Elke dag kan onze laatste zijn. Voor ieder van ons komt ooit het moment van sterven.

Waarom zouden we onszelf moeten herinneren aan ons sterven? Het is iets dat iedereen onbewust wel weet, maar waar we liever niet bij stilstaan.

Met carnaval vieren grote groepen met al hun zintuigen feest: ogen, oren, neus, tong, huid. Met het hele lichaam. En je geest? Die wordt vier dagen verdoofd, waarna op Aswoensdag het afkicken begint. Zo is Aswoensdag de rituele schakel tussen werelds genieten en daar afstand van doen. Het askruisje op je voorhoofd is een symbool van het besef van vergankelijkheid. ‘Gedenk mens dat gij van stof zijt en tot stof zult wederkeren.’

Dat is de kracht van Aswoensdag. Denk dan ook na over de dood en over de sterfelijkheid van elke mens. Denk dan na over de dingen die echt tellen, over de zaken die belangrijk zijn en die je echt wilt bereiken. En richt je hier dan ook op; niet op een onbepaald moment, niet morgen, maar vandaag. Vandaag is de enige tijd die we hebben, gebruik die tijd dan ook goed. Kom niet te laat tot de ontdekking dat er dingen in het eigen leven zijn die meer en eerder aandacht hadden verdiend.

In de lijn hiervan wijst as er ons ook op dat we niet volmaakt zijn. We zijn niet alleen ‘beperkt’ in onze levensduur, maar ook onze ‘kwaliteitsvolle’ omgang in onze relatie met onszelf, met anderen of met God laat soms te wensen over.

De dood is nog ver weg, denken we. En dus denken we er niet teveel over na, totdat het moment dáár is en we beseffen dat we eigenlijk niet echt geleefd hebben zoals we dat wilden doen.

Met het askruisje drukken we dan ook het besef uit dat we fouten en tekortkomingen hebben en dat de vastentijd ons de kans geeft, gedurende de komende veertigdagentijd ons hier bewust mee bezig te houden.

Daarbij gaat het er niet om dat we blijven steken in het besef dat we mensen met fouten en tekorten zijn, maar veel meer dat er voor onze zonden, onze kleinmenselijke kanten, vergeving is door Christus’ werk in ons. Dat de onontkoombare dood niet het einde is, maar de doortocht naar het eeuwige leven van Pasen.

De eerste prefatie van de Veertigdagentijd zegt het kernachtig als volgt:
“Want Gij gunt uw gelovigen de vreugde jaarlijks met een zuiver hart naar het Paasfeest toe te gaan: dit is een tijd van meer toeleg op het bidden, van grotere aandacht voor de liefde tot de naaste, een tijd van grotere trouw aan de sacramenten waarin wij zijn herboren. Zo groeien wij tot de volheid der genade.”

Dat die genade vanaf deze Aswoendag ons mag doordringen en ons een zalig Pasen mag brengen, opdat onze aardse daden eeuwigheidswaarde mogen dragen.

Roermond, Aswoensdag 2 maart 2022

+ Harrie Smeets, bisschop van Roermond

Boodschap bij het einde van het kerkelijk jaar

Broeders en zusters in Christus,

Steeds meer raken we in ons Limburgse land gewend aan priesters van buitenlandse komaf. Soms hebben ze ook namen waaraan we even moeten wennen. Zo is er
op dit moment in Roermond een diaken-assistent uit Sri Lanka op weg naar het priesterschap en zijn naam is Christyraj [spreek uit Kristi-Ratsj]: een naam met een betekenis. Letterlijk vertaald betekent zijn naam: Christus Koning.

Christus Koning is het feest dat we vandaag vieren. Wie denkt dat deze feestdag betekent dat het voor mensen die in Christus geloven altijd rozengeur en maneschijn is en dat het opsteken van een noveenkaars alle kleine problemen van een gelovig mens wegneemt en grote moeilijkheden voorkomt, omdat het Christus Koning gunstig stemt, kan voor grote teleurstellingen komen te staan.

Kapelaan Christyraj heeft in 2004 in Sri Lanka de grote tsunami meegemaakt. In ons westers denken zouden wij al gauw redeneren: “Zie je nou wel dat God niet bestaat, anders zou Hij zoiets niet laten gebeuren.” Maar kapelaan Christyraj gaat daar heel anders mee om. Hij wist waarover hij het had, toen hij enkele weken geleden in een woordje tijdens de doordeweekse mis bijna onopvallend zei dat het koningschap van Christus ons leven ten goede kan veranderen, maar ons ook zwaar kan vallen.

Veel mensen in onze omgeving die iets ingrijpends ervaren, zijn geneigd om het geloof in Christus terzijde te schuiven. Kruisbeelden verhuizen van de huiskamer naar de kringloop en ze geven hun kind zeker geen naam als Christyraj.
Geen Christus Koning meer, maar van nu af zelf koning.

Dat is sowieso de manier waarop velen in onze tijd naar hun eigen leven kijken: “Ik beslis zelf over alles, tot en met het einde van mijn leven toe.”
U kent vast voorbeelden uit uw eigen omgeving, misschien wel in uw eigen familie.

Toch zegt Jezus in het evangelie van vandaag tegen Pilatus: “Ja, koning ben Ik. Mijn koningschap is evenwel niet van hier.” En Hij voegt eraan toe: “Hiertoe werd Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen om getuigenis af te leggen van de waarheid. Alwie uit de waarheid is luistert naar mijn stem.”

Jezus spreekt in het evangelie vaak over de komst van het rijk van God. Waarom is het belangrijk om vandaag een scène uit het passieverhaal van Jezus te lezen? Helpt het ons om te begrijpen wat het koningschap van Jezus, van het rijk van God, werkelijk inhoudt? Pilatus herkent het koningschap van Jezus niet. En vaak genoeg hebben ook Jezus’ leerlingen zichzelf de belangrijkste plaatsen naast Hem, in een louter aards soort koninkrijk, toegeëigend.

Toen Jezus door de Farizeeën de vraag werd gesteld wanneer het rijk Gods zou komen, gaf Hij hun als antwoord: “De komst van het rijk Gods kun je niet waarnemen. Je kunt niet zeggen: Kijk, hier is het of daar is het. Want het rijk Gods is midden onder u.”

Hoe herkennen we dan dat Christus koning is in ons eigen leven? Jezus geeft zelf aan dat zijn koningschap niet aards is. Het ‘koninkrijk van God’ is van elders;
het vestigt zich in mijn eigen leven. Het is ‘innerlijk’ aanwezig. Het Koninkrijk Gods is binnen handbereik. Alleen God kan mij inspireren om er een stap dichter bij te komen, er binnen te gaan en het zo tot een realiteit in mijn leven te maken. Zo zal het Rijk Gods meer en meer werkelijkheid kunnen worden.
Hoe onze persoonlijke situatie ook is.

Het koninkrijk van Christus is niet van deze wereld, maar wel ervaarbaar in deze wereld. Elke keer als iemand uit liefde handelt, is daar Gods rijk. Waar waarheid, schoonheid, eenheid en gerechtigheid worden gezaaid – hoe klein ook – daar groeit Christus’ rijk. Waar we vriendelijkheid, zachtmoedigheid, mededogen, edelmoedigheid geven of ontvangen, ervaren we Christus’ koninkrijk.

Zijn koninkrijk is niet van deze wereld. Dat antwoord krijgt Pilatus van Jezus en dat antwoord krijgen wij als zijn leerlingen ook. Jezus’ koninkrijk komt als een innerlijk rijk dat zich wil vestigen in ons leven. Jezus antwoordt dat het al aanwezig is, maar niet van deze wereld is, en vaak nog onzichtbaar: “Het koninkrijk van God is onder u”.
Of met andere woorden: “Het is in u.”

Het is aan ons om Zijn koninkrijk in ons toe te laten en het te laten groeien; om Hem in ons leven Christyraj – Christus Koning – te laten zijn, omdat deze koning op een andere manier naar ons omziet dan vele aardse koningen.

In deze geest mogen wij de Advent gaan beleven als tijd van verwachting van Christus, de koning die komt.

Roermond, laatste zondag van het kerkelijke jaar 2021

+ Harrie Smeets, bisschop van Roermond

Met goed humeur geloven in het leven!

Een priester uit Zuid-Limburg verhaalde eens van een dierbare parochiaan die gedurende langere tijd op sterven lag. Zijn vrouw, ook al oud, had vele dagen en nachten bij hem zitten waken. Plotseling probeerde de man overeind te komen en hij begon te stamelen en zei: “Vrouw, geef miech ins e dröpke..! (borrel)” Waarop de vrouw hem toebeet: “Heij weurd neet gedroonke, heij weurd gestorve..!”
Wie wel eens van dichtbij een sterfbed heeft meegemaakt, weet dat er soms, tussen tranen en verdriet door, heel wat humor is en relativerende woorden worden gesproken rond een sterfbed. Veel van die grappen komen juist uit de mond van degene die doodziek is. Misschien heeft ook u wel eens ervaren, hoezeer humor troost kan scheppen en gemeenschap sticht; dat zelfs op uiterst pijnlijke momenten, soms bij uitvaarten, humor als een verzachting en zelfs bevrijdend kan werken. Humor is het allerlaatste wapen van de hoop. Soms lijkt het zelfs bijna een overwinning van de mens op de dood!

Dit is misschien een wat ongebruikelijke manier om over Pasen te schrijven, maar weet u dat dit in een lange traditie van Paaspreken staat? In de Middeleeuwen was het namelijk gebruikelijk dat de predikant in sommige regio’s de kansel besteeg en dan zijn paaspreek begon met een daverende mop, een paasgrap. En de hele kathedraal lachte uitbundig. Die lach moest de toehoorders in de juiste paas-stemming brengen. Het schijnt dat latere predikanten daar steeds meer een potje van gingen maken en dat ook het peil van de grappen daalde, zozeer, dat de grappen door de kerkelijke overheden werden verboden.

Waar komt die paashumor eigenlijk vandaan? Wel, die komt rechtstreeks uit het heilig Evangelie. Wie goed leest en zich inleeft in de situatie van de eerste leerlingen, kan de humor er vandaag nog vanaf proeven! In wezen is het graf-verhaal van Pasen een en al ironie en spotlach om de dood. De soldaten die Jezus hadden bespot, gemarteld en vermoord en die nu in opdracht van de machtigen der aarde het lijk bewaken, die soldaten zijn ineens zelf ‘als de dood’. Macht en geweld worden in hun hemd gezet. En het graf dat men zo zorgvuldig met een hele zware rolsteen had afgesloten, wordt soepeltjes opengeschoven en de steen die Jezus had willen opsluiten in het tijdelijke, fungeert als krukje voor een engel. En welke toehoorder, die had meegeleefd met het gruwelijke verhaal van Jezus mishandeling op Goede Vrijdag, zal niet een grote voldoening en genoegdoening gevoeld hebben toen hij hoorde, hoe diezelfde soldaten beginnen te sidderen van angst. Onze liefhebbende Vader beziet vaak onze menselijke plannenmakerij met milde ironie en laat met een glimlach een goede onverwachte wending ons deel zijn op een manier welke wij zelf niet hadden kunnen bedenken; let u maar eens op in uw eigen leven…

Eindelijk, gerechtigheid! Eindelijk wordt het kwaad op zijn nummer gezet. Voor de zoveelste keer in Jezus leven, maar nu definitief. Het paasverhaal lacht de dood in zijn gezicht uit, in een variatie op Paulus’ opmerking: “Dood, waar is nu uw angel?”
Voordat het Evangelie zo met geest en humor kon spreken over Jezus dood, is er natuurlijk heel wat gebeurd. Jezus’ vrienden zijn natuurlijk door veel verdriet en verlatenheid heengegaan. Ze hebben natuurlijk ook hun twijfels gehad. Ze hebben zich ook afgevraagd hoe het mogelijk is dat iemand die zozeer leefde vanuit en met God, nu echt dood kan zijn. Maar tenslotte is hun geloof sterker geweest. Tenslotte hebben zij zich overgegeven aan de hoop. En toen ineens werd die rauwe werkelijkheid van het graf een stuk minder rauw. God lacht met het geweld van het kwaad. En Jezus lacht ons liefdevol tegemoet, en nu lachen wij, gelovigen, mee. Zo is Pasen het feest van de overwinning van het leven. Het Exsultet, de Paasjubelzang zingt van een onverwoestbare hoop. En ze doet dat met de humor van degene die weet dat alles goed zal aflopen. Laten we Pasen uitdragen en er onze seculiere wereld mee uitdagen: Zonder bitterheid en met een milde, uitnodigende lach.
Onze wereld, tot stilstand gekomen en overhoop gehaald door de Corona pandemie, heeft hoop nodig. Wijzelf, soms bange en onzekere mensen, hebben hard nodig het geloof in de overwinning van het leven en van het goede. Geen lichtzinnig optimisme. Maar zoals eens een filosoof zei, gevraagd naar zijn visie op de toekomst van kerk en wereld: “Ik ben niet optimistisch, maar wel hoopvol.”

In die geest voor u een zalig Pasen!

Kerstmis 2020, Kerstmis in Coronatijd…

Kerstmis kennen we als een feest van familie, warmte, nabijheid, vrede, nostalgie en romantiek. Maar Kerstmis anno 2020 is heel anders en doet ontnuchterend een beroep op onze realiteitszin. We dromen dit jaar bepaald niet uit de werkelijkheid weg. Integendeel, de lege plekken aan tafel en het kleine gezelschap waarin we ons bevinden, dromen ons veeleer de werkelijkheid binnen. Andere jaren gaan we het portiek binnen van gezelligheid, ontmoetingen, kortstondige sfeer, een tijdelijke bubbel zo’n beetje aan de voordeur van elkaars leven, dit jaar zwaait de deur wagenwijd open naar de realiteit van wat de corona pandemie met ons samen leven en met onszelf doet. Alle rotsvaste vertrouwdheden die eigen zijn aan deze dagen zijn ineens weggevaagd, al onze routine, al onze gewoontes van visites, cadeaus, eten, drinken, bomen, ballen en uitbuiken na van alles gewoon veel te veel, zijn ineens weg gevaagd en het lijkt alsof we plotsklaps in een ijskoud winterlandschap zijn geworpen. Het voelt als een kater. Terwijl we intens verlangen naar samenzijn met onze dierbaren en geliefden, leerde ons de pandemie dat elke ontmoeting een potentieel gevaar inhoudt en noodgedwongen houden we afstand met een deels afgedekt en daardoor niet altijd herkenbaar gezicht.

“Geen glamour en glitter, geen eer te behalen, geen bezoek, behalve wat uitschot van enkele herders.”

Door dit alles is er veel eenzaamheid om ons heen, met name onder kwetsbare medemensen die zorg en aandacht behoeven. Mensen zijn bang om elkaar te ontmoeten, bang om de straat op te gaan. Alle sociale verbanden haperen, de gezonde routine van onze kerkgang alsook van onze lidmaatschappen van verenigingen, koren en vrijwilligerswerk zijn in veel gevallen tot stilstand gekomen.

Tegelijkertijd gaat alles door, maar ánders, eenvoudiger, bescheiden. Ontdaan van veel gewoonte en uiterlijk vertoon wordt naarstig gezocht naar “wat kan wél?”, wat is de essentie van wat we willen vasthouden, vieren en doorgeven? Het daagt uit, het maakt ons inventief, we zoeken en vinden wel degelijk wegen. We ondergingen een dekenswisseling, kinderen werden gedoopt en gevormd, we vierden op sobere wijze de 800e verjaardag van de Munsterkerk. Een mooi en toegankelijk les-, lees- en leerpakket over de Munsterkerk en ons katholieke geloof voor de jeugd werd gepresenteerd. Terwijl veel uiterlijke festiviteiten weg vielen, was er veel focus op de inhoud, op het wezen van wat, wie en hoe we zijn als parochie en individu en op onze verantwoordelijkheid om toekomstgericht met onze jeugd aan de slag te blijven. Van de oppervlakte en buitenkant naar essentie en binnenkant.

De geboorte van Gods Zoon Jezus, het grootse moment van Gods menswording vond plaats in de stilte van de Kerstnacht op een, voor ons onbekend tijdstip. De omstandigheden waren erbarmelijk; koud, vies, geïmproviseerd, -er was immers geen plaats in de herberg- en wie waren die armoedige Maria en Jozef nu eigenlijk? Onaanzienlijke, onopvallende mensjes uit een klein dorp temidden van stinkende beesten. Geen glitter en glamour, geen eer te behalen, geen bezoek, behalve wat uitschot van enkele herders. Maar de inhoudelijke betekenis blijkt van onpeilbare diepte en ongekende rijkdom: God treedt binnen in onze menselijke geschiedenis door zelf mens te worden, God verheft al wat eenvoudig, onbeduidend en kwetsbaar is, God is in Jezus onze Vriend, gesprekspartner, beschermer en inspiratiebron; geen ‘iets’ maar een Iemand. Elke mens is gewild, bedoeld, gepland en geliefd door God; bestemd om eeuwig te leven in blijvend geluk en in het licht van liefde.

“Vrede op aarde aan mensen van goede wil”, zingen de engelen in de Kerstnacht. Vrede wordt ons niet aangeboden op een zilveren dienblaadje. Wij allen worden geprikkeld, uitgedaagd om de dragers en brengers te zijn van deze boodschap waaraan wij allen behoefte hebben. Deze boodschap dragen wij uit door onze liefde, onze inzet, ons er-voor-elkaar-zijn, ook en vooral in deze coronatijd. Alle zeilen moeten worden bijgezet, alle hens aan dek om juist nu onze wereld leefbaar te houden. Niet onze cadeaus zijn belangrijk, maar wel de zelfgave van onze hele persoon; tijd geven, jezelf geven. We zijn ten diepste elkaars kostbaarste geschenk en dat zien we aan de gave van Gods eigen Zoon Jezus aan ieder van ons.

Jezus vinden we overal waar nood en eenzaamheid is, overal waar mensen elkaar nodig hebben. God wordt mens, God wil gediend worden in mensen. Zo wordt Godsdienst dienst-aan-mensen. Wie dat inziet, is een mens van goede wil, is een mens die bewust leeft en ziet waar nood aan liefde en nabijheid is. Corona haalt niet zelden het beste in ons naar boven. Hopend op en biddend om betere tijden gaan we vertrouwvol het nieuwe jaar 2021 tegemoet! God laat ons nooit in de steek!

Een Zalig Kerstfeest en goede gezondheid voor u allen!

Adventsboodschap 2020

Broeders en zusters in Christus,

Een foto uit de media: voor de kerk van Nice staat een soldaat met een mondkapje op en in zijn handen heeft hij een geweer. Die foto zegt veel over het afgelopen jaar, want in die ene foto zitten twee vormen van gevaar die dit jaar om aandacht vroegen: er zijn mensen die het leven van anderen bedreigen en er is een virus dat evenzeer levensbedreigend kan zijn. En dus letten we op, zijn we waakzaam: waakzaam dat corona niet verder verspreid wordt en waakzaam dat het leven van mensen niet door anderen bedreigd wordt. De foto van de soldaat met mondkapje en geweer toont die waakzaamheid in één beeld. Zou dat de waakzaamheid zijn die Jezus bedoelt in het evangelie als Hij zegt: ‘Wees waakzaam’?

Is deze waakzaamheid het nieuwe normaal voor onze toekomst? Bij alle maatregelen, hoe begrijpelijk en zinnig ook, is er ook iets in ons binnenste dat zich verzet tegen het idee dat dit het nieuwe normaal zou zijn: dat we op weg zijn naar een wereld waarin onze handen gevuld worden met een geweer en ons gezicht bedekt wordt, zodat het bijna onmogelijk is om te zien welk gevoel daarop te lezen staat. In het verlengde daarvan was onlangs in het nieuws dat heel jonge mensen, eigenlijk nog kinderen, steeds vaker een mes bij zich dragen om zichzelf een gevoel van veiligheid te geven.

Een van de oer-menselijke gevoelens, die dit jaar nogal sterk naar voren kwam, is angst: een bedreigend virus in de buurt of geweld dat een mens blijkbaar zomaar kan treffen: het roept angst op. Bang zijn, is een heel menselijke eigenschap die ertoe kan leiden dat we ons verschansen achter de schijnveiligheid van een wapen, van scherpe woorden of van een gezichtsuitdrukking waaraan niets valt af te lezen.

Met heel ons wezen voelen wij aan dat het niet de bedoeling kan zijn dat dit normaal is, dat wij in permanente angst zouden moeten leven. Als mensen verwachten, hopen en geloven we dat een ander ons in principe wel goed gezind is en dat onze wereld fundamenteel wel goed geschapen is. Kortom: dat we bestemd zijn om zonder constante bedreiging te leven en evenzeer bestemd zijn om samen te leven.

Jezus roept op tot waakzaamheid aan het begin van de Advent. Dit is echter geen waakzaamheid om het onheil buiten de deur te houden, maar waakzaamheid om het heil binnen te laten. Om het heil dat God ons schenkt niet voorbij te lopen, maar onze ogen, onze handen en ons hart ervoor open te houden.

Maar verwachten wij nog heil van Godswege of hebben veel mensen God in het verleden opgesloten? Geloof, dat was vroeger, wordt dan gezegd. Of: van geloof komt alleen maar ellende. Daar is veel op af te dingen. En als God er alleen in het verleden was, wat houden we dan over voor de toekomst? Waar vinden we dan nog heil als het leven ons te machtig dreigt te worden?

Uiteraard dienen we onze eigen en elkaars gezondheid te beschermen, onze duur bevochten vrijheid te verdedigen en ook is het goed dat jonge mensen zo’n mes afgenomen wordt. Maar zou het niet nog beter zijn als de angst zelf van ons weggenomen zou worden, als we zouden ervaren dat angst niet nodig is?

De profeet Jesaja in de eerste lezing gebruikt een mooi beeld: Het volk van Israël zit in de problemen en God lijkt onzichtbaar geworden, onzichtbaar verscholen achter de wolken. Het volk heeft God blijkbaar vergeten. ‘Niemand die eraan dacht uw Naam aan te roepen, die op U zijn vertrouwen durfde te stellen,’ zegt Jesaja. Dan vraagt hij: ‘Scheur toch de hemel open en daal af.’

Laat het heil binnen, roept het evangelie. ‘Scheur toch de hemel open en daal af.’ Christus is het die ons heil brengt. Hij daalt af, komt naar ons toe en deelt ons menszijn. Niet zodat alle problemen van ons weg genomen worden, maar om te laten zien dat angst niet nodig is; dat Hij ons leven deelt en redt.

God brengt onze wereld geen onheil maar heil. De Immanuel, God-met-ons, komt naar ons toe en laat ons weten dat we ten diepste van God zijn. Wees waakzaam, zodat we Zijn Woord met open armen kunnen ontvangen, zodat het ons innerlijk kan bevrijden van angst en onzekerheid en niet afketst op een geharnast innerlijk.

‘God staat bij, wie op hem durft te hopen.’ Dat is de belofte van Jesaja in de lezing. En iets durven, veronderstelt dat we niet te bang zijn. Laten we niet bang zijn op God te vertrouwen. In het groeiende Licht van de Advent kan Hij de wolken van onze bange duisternis verdrijven en ons brengen tot Christus: Licht uit Licht.

Een gezegende Adventstijd toegewenst.

Roermond, november 2020

+ Harrie Smeets,
bisschop van Roermond