Broeders en zusters in Christus,
We hebben ze net achter de rug: de Olympische Winterspelen, waarbij de winnaars op de bovenste tree met het goud in hun handen zich de besten mogen noemen. Winnaar, triomfator, beter en sterker willen zijn, is een menselijke trek van alle tijden.
Het verhaal gaat dat wanneer in de oudheid de winnaar van een veldslag een triomftocht door Rome hield en met groot gejuich werd binnengehaald, op de zegenwagen een slaaf achter de veldheer stond en hem regelmatig in het oor fluisterde: “Bedenk dat je maar een mens bent!,” om te voorkomen dat de triomfator zich verheven zou voelen.
‘Gedenk mens, van stof ben je gemaakt en tot stof zul je terugkeren.’ Er komt een dag, voor iedere overwinnaar, voor ieder die op de bovenste trede van het erepodium of van het leven heeft gestaan, dat hij of zij verzwakt raakt en aan het einde van het bestaan is gekomen. Deze vergelijkbare woorden, die de slaaf in het oor van de triomfator fluisterde, horen we op Aswoensdag opnieuw. Ieder van ons persoonlijk: ‘Gedenk mens van stof ben je gemaakt en tot stof zul terugkeren.’ Memento mori: Gedenk dat je sterfelijk bent.
Op Aswoensdag worden we er dus aan herinnerd dat we maar een beperkte tijd op aarde hebben. Enerzijds kan dat besef ons triest en moedeloos maken. Anderzijds kan het ons ook aanmoedigen om de kostbare tijd die we hebben, zo goed mogelijk in te vullen. Zowel in relatie tot onszelf als tot de ander en tot God.
Onze kwetsbaarheid is groter dan onze kracht. We hebben dat de laatste jaren ervaren. Wie had twee jaar geleden met carnaval kunnen vermoeden dat wij mensen twee weken later door een piepklein virusje in onze zo goed georganiseerde maatschappij onze eigen kwetsbaarheid zouden ontdekken als zelden tevoren? ‘Gedenk mens van stof ben je gemaakt en tot stof zul je terugkeren.’
Misschien dat de gebeurtenissen in deze laatste twee jaren mensen angstig stemmen. Dat zij ons ‘als de dood’ voor de dood maken. Wees voorzichtig, want het leven kan zo gedaan zijn. En dat is zo. Elke dag kan onze laatste zijn. Voor ieder van ons komt ooit het moment van sterven.
Waarom zouden we onszelf moeten herinneren aan ons sterven? Het is iets dat iedereen onbewust wel weet, maar waar we liever niet bij stilstaan.
Met carnaval vieren grote groepen met al hun zintuigen feest: ogen, oren, neus, tong, huid. Met het hele lichaam. En je geest? Die wordt vier dagen verdoofd, waarna op Aswoensdag het afkicken begint. Zo is Aswoensdag de rituele schakel tussen werelds genieten en daar afstand van doen. Het askruisje op je voorhoofd is een symbool van het besef van vergankelijkheid. ‘Gedenk mens dat gij van stof zijt en tot stof zult wederkeren.’
Dat is de kracht van Aswoensdag. Denk dan ook na over de dood en over de sterfelijkheid van elke mens. Denk dan na over de dingen die echt tellen, over de zaken die belangrijk zijn en die je echt wilt bereiken. En richt je hier dan ook op; niet op een onbepaald moment, niet morgen, maar vandaag. Vandaag is de enige tijd die we hebben, gebruik die tijd dan ook goed. Kom niet te laat tot de ontdekking dat er dingen in het eigen leven zijn die meer en eerder aandacht hadden verdiend.
In de lijn hiervan wijst as er ons ook op dat we niet volmaakt zijn. We zijn niet alleen ‘beperkt’ in onze levensduur, maar ook onze ‘kwaliteitsvolle’ omgang in onze relatie met onszelf, met anderen of met God laat soms te wensen over.
De dood is nog ver weg, denken we. En dus denken we er niet teveel over na, totdat het moment dáár is en we beseffen dat we eigenlijk niet echt geleefd hebben zoals we dat wilden doen.
Met het askruisje drukken we dan ook het besef uit dat we fouten en tekortkomingen hebben en dat de vastentijd ons de kans geeft, gedurende de komende veertigdagentijd ons hier bewust mee bezig te houden.
Daarbij gaat het er niet om dat we blijven steken in het besef dat we mensen met fouten en tekorten zijn, maar veel meer dat er voor onze zonden, onze kleinmenselijke kanten, vergeving is door Christus’ werk in ons. Dat de onontkoombare dood niet het einde is, maar de doortocht naar het eeuwige leven van Pasen.
De eerste prefatie van de Veertigdagentijd zegt het kernachtig als volgt:
“Want Gij gunt uw gelovigen de vreugde jaarlijks met een zuiver hart naar het Paasfeest toe te gaan: dit is een tijd van meer toeleg op het bidden, van grotere aandacht voor de liefde tot de naaste, een tijd van grotere trouw aan de sacramenten waarin wij zijn herboren. Zo groeien wij tot de volheid der genade.”
Dat die genade vanaf deze Aswoendag ons mag doordringen en ons een zalig Pasen mag brengen, opdat onze aardse daden eeuwigheidswaarde mogen dragen.
Roermond, Aswoensdag 2 maart 2022
+ Harrie Smeets, bisschop van Roermond