munstgrafDe 13e eeuwse Munsterkerk – liggend in het eeuwenoude centrum van Roermond – wordt unaniem beschouwd als hèt pronkstuk van de laatromaanse bouwkunst in Nederland. De kerk is het enige overblijfsel van een abdij voor Cisterciënzer nonnen, gesticht in 1218 door Graaf Gerard IV van Gelre. De graaf hoopte met de abdij een belangrijke impuls te leveren aan de culturele en economische ontwikkeling van de stad, zodat Roermond kon uitgroeien tot de hoofdplaats van Opper-Gelre. Ook hield hij er rekening mee dat hij en zijn vrouw in de abdijkerk begraven zouden worden.
Hun indrukwekkende graftombe is tot op de dag van vandaag te bewonderen onder de vieringkoepel.

Het rijke karakter van dit vorstelijk praalgraf staat in scherp contrast met de ingetogen soberheid van de beukgalerijen boven de zijbeuken. Hier waart nog de geest van de strenge Cisterciënzerinnen rond. De invloedrijke kloosterorde zwaaide bijna zo’n zes eeuwen lang in de Munsterabdij de scepter, om in 1798 ten onder te gaan aan de gevolgen van de Franse overheersing. De kloosterpanden deden vanaf die tijd dienst als kazerne om – na een kwijnend bestaan in de 19e eeuw – in 1924 geheel te verdwijnen onder de sloophamer.

munsttekwestmunstautoomunstteksta
De kerk zelf heeft zich aan deze noodlottige ontwikkeling weten te onttrekken. Grote rampen zijn aan het gebouw grotendeels voorbijgegaan, zodat veel van het originele karakter bewaard is gebleven. Toch wijkt het aangezicht van de huidige Munsterkerk volkomen af van het oorspronkelijke ontwerp. Dit is vooral het gevolg van de ingrijpende restauratie tussen 1863 en 1890 onder leiding van P.J.H. Cuypers.
Deze beroemde Roermondse rijksbouwmeester/architect sloopte onder meer de 18e eeuwse klokketoren en bouwde aan de westzijde van de kerk twee torens met spitsboogvensters. Daarnaast bracht hij de oostelijke torens op gelijke hoogte met de torens aan de westzijde. Een ware metamorfose was het gevolg, hetgeen niet iedereen hem in dank heeft afgenomen. De meest recente wijziging werd echter niet door Cuypers aangebracht maar door de aardbeving van 1992. Als gevolg hiervan moesten de torens aan de oostzijde worden herbouwd.
De plattegrond van de oostpartij is geïnspireerd op de klaverbladvorm, die bij belangrijke rijnlandse kerken in de overgangsperiode van romaans naar gothisch bepalend is geweest voor de groepering van absis en transept.
Sankt Aposteln in Keulen en Sankt Quirin in Neuss hebben zo’n oostelijk gedeelte.

Tegen de (ronde) absis zijn drie straalkapellen aangebracht (mogelijk franse invloed).

keulen1keulen2munstfries1Verder zijn karakteristiek voor het uitwendige van de oostpartij, de dwerggalerij en het “kassettenfries” , ook rijnlands van oorsprong en te zien bij de Sankt Aposteln in Keulen.
Het oostelijk gedeelte is klaverbladvormig en bestaat uit een koorpartij met drie straalkapellen, een transept met vijfhoekige absiden en torens
in de hoeken van koor en transept

De hoofdabsis is halfrond en voorzien van kleine ronde straalkapellen, terwijl de absiden van het transept veelhoekig zijn en geen straalkapellen hebben.

munsttekstb munstintgal1De zijbeuken zijn voorzien van beukgalerijen welke op het oosten eindigen in eigenaardige absiden met kegeldaken die in het transept zijn uitgebouwd.

De beukgalerijen herinneren aan de contemplatieve zusters

geraadpleegde literatuur:

F.P.J. Slenders: “Waar het koepeldragend Munster rijst; de geschiedenis van het Munster in vogelvlucht”, Roermond 1984

Informatiefolder “In de Onze Lieve Vrouwe Munsterkerk te Roermond”, Bisdom Roermond 1999

ing. P.P.M. Spaan: “Stijlen in de bouwkunst”, Roermond 1996