In de hoop op eeuwig leven

In de Munsterkerk staat het praalgraf van graaf Gerard IV van Gelre en zijn vrouw Margaretha van Brabant. Rond 1230 werden zij hier bijgezet. Het grafelijke echtpaar wilde begraven worden in een kloosterkerk om zo tot in lengte van jaren verzekerd te zijn van de gebeden voor hun zielenrust.

Wellicht overheerste bij gelovigen in vroegere tijden soms de angst om de hemel mis te lopen: vandaag de dag leggen we liever de nadruk op de vreugde van het eeuwig leven.

Het vertrouwen op een leven na de dood vormt de kern van het christelijke geloof. Door zijn verrijzenis belooft Christus dat wij mét Hem zullen leven na ons aardse sterven.

Jezus Christus is zelf uit de dood opgestaan. Niet in symbolische zin – als zou Hij voortleven in de gedachten van den de leerlingen – christenen geloven in de verrijzenis als een historisch feit.

Nu is er wel iets bijzonders aan de hand: de Verrezene gaat door gesloten deuren; Hij verschijnt aan zijn leerlingen maar die herkennen Hem pas als Hij zich bekendmaakt. Maar de verschijningen maken zo’n diepe indruk dat de leerlingen het rondvertellen aan ieder het horen wil. Het geloof in de verrijzenis wordt de kern van de verkondiging.

De mens is niet geschapen voor de dood maar voor het leven. Eeuwig leven. God schept de mens niet om hem uiteindelijk weer in het niets te laten verdwijnen: een mens is voor de eeuwigheid.

Wij blijven Pasen vieren om die goddelijke belofte van eeuwig leven in herinnering te houden. Het Paasfeest wil ons leven met vreugde vervullen, ons kracht geven ook wanneer het leven ons niet toelacht.